Op 1 april 2012 is het nieuwe bouwbesluit in werking getreden. Op dit moment wordt de 1e serie aanpassingen al voorbereid. Het gaat vooral om kleine wijzigingen en aanpassingen. Al eerder berichten we u over de aanpassingen van de U-waarde, en de aangepaste eisen bij het verbouwen van een woning. Hieronder vindt u een overzicht van de andere belangrijkste wijzigingen. Op 01-01-2013 worden de aanpassingen waarschijnlijk ingevoerd.

Hieronder een overzicht van de belangrijke wijzigingen:

  • Een aantal nieuwe begripsbepalingen: ‘distributienet voor warmte’, ‘warmteplan’ en ‘veiligheidsroute’.
  • Een aantal gewijzigde begripsbepalingen: ‘beschermd subbrandcompartiment’, ‘subbrandcompartiment’ en ‘vrije breedte’.
  • In de artikelen 2.19 en 2.20 is de overklauterbaarheidseis uitgebreid naar alle bouwwerken waar mogelijkerwijs kinderen jonger dan 12 jaar aanwezig kunnen zijn.
  • In artikel 3.9, lid 2, wordt “verblijfsgebied” vervangen door niet-gemeenschappelijke verblijfsruimte. Hiermee is het tweede lid in overeenstemming gebracht met het eerste lid. De geluidseisen zijn nu in beide leden gekoppeld aan verblijfsruimten. Hiermee is het maximum installatie-geluidsniveau van een mechanische voorziening voor luchtverversing, warmteopwekking of warmteterugwinning in alle gevallen voldoende gewaarborgd voor verblijfsruimten.
  • In artikel 3.32, lid 5, is “met een gebruiksoppervlakte van niet meer dan 50 m²” vervallen. Hiermee is duidelijk dat de eisen aan de luchtverversing voor parkeergarages ongeacht de omvang gelden.
  • In het nieuwe tweede lid van artikel 5.6 (verbouw) is een specifiek voorschrift voor nieuwe dakkapellen en aan-of uitbouwen opgenomen. Bij het geheel oprichten of geheel vernieuwen van een dakkapel of van een aan-of uitbouw van een woning (bijvoorbeeld een serre) geldt wat betreft de thermische isolatie en de luchtvolumestroom het nieuwbouwniveau onverkort. Bij nieuwe dakkapellen en aan- of uitbouwen mag dus in afwijking van het algemene voorschrift niet worden uitgegaan van het rechtens verkregen niveau.
  • In artikel 5.3, lid 3, is “functieruimte” vervangen door een ruimte die niet wordt verwarmd of die wordt verwarmd uitsluitend voor een ander doel dan het verblijven van personen. Met deze wijziging wordt tot uitdrukking gebracht dat er naast functieruimten ook andere ruimten zijn die niet worden verwarmd of beperkt worden verwarmd. Een technische ruimte of een onverwarmde sporthal zijn voorbeelden van dergelijke ruimten. Het derde lid, dat eisen aan de warmteweerstand (Rc-waarde) van de inwendige scheidingsconstructie met een verblijfsgebied, een toiletruimte of een badruimte stelt, is dus ook op dergelijke ruimten van toepassing. Hiermee is het derde lid in overeenstemming gebracht met het vergelijkbare voorschrift uit het Bouwbesluit 2003.
  • In artikel 5.3, lid 4, is de warmtedoorgangscoëfficiënt (U waarde) van ten hoogste 2,2 W/m².K aangescherpt naar 1,65 W/m².K.
  • In artikel 5.9 wordt voortaan gesproken van “milieuprestatiekengetallen emissies en grondstoffen” in plaats van de uitstoot van broeikasgassen en de uitputting van grondstoffen.
  • In artikel 6.2, lid 4, is het begrip “beschermde route” toegevoegd. Hiermee is ook voor beschermde routes in bestaande bouwwerken noodverlichting verplicht.
  • Op basis van artikel 6.10, lid 3, is nu de verplichting om aangesloten te zijn op het warmtenet niet alleen afhankelijk van de aansluitafstand maar ook van de vraag of het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen op het distributienet op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen nog niet is bereikt.
  • In het warmteplan moet het geplande aantal aansluitingen op het distributienet worden aangegeven. Dat is van belang omdat de aansluitplicht op grond van artikel 6.10, derde lid, zoals dat in onderdeel is aangepast, niet meer van toepassing is op in het warmteplangebied te bouwen bouwwerken wanneer het in het warmteplan geplande aantal aansluitingen daadwerkelijk is bereikt. Dit wordt beoordeeld op het moment van het indienen van de aanvraag om vergunning voor het bouwen. Als aan het geplande aantal aansluitingen is voldaan is vrijwillige aansluiting uiteraard niet uitgesloten. In de fase dat bedoeld aantal aansluitingen nog niet is bereikt, geldt de aansluitplicht overigens ook wanneer het definitieve distributienet nog niet gereed is en bouwwerken tijdelijk collectief van warmte worden voorzien door transport van in hulpketels opgewekte warmte totdat de definitieve infrastructuur gereed is.
  • In de artikelen 6.20 en 6.32 is het begrip “bestaande” geschrapt. In beide artikelen werd gesproken van bestaande installaties, terwijl het in andere artikelen alleen om installaties gaat.
  • Brandmeldinstallaties, ontruimingsalarminstallaties, automatische brandblusinstallaties en rookbeheersingssystemen moeten voor in alle gevallen tijdig voorzien zijn van een geldig certificaat. Dit is dus ongeacht of het om een nieuwe of om een bestaande installatie gaat.
  • Een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en doormelding is nu verplicht bij een logiesfuncties zonder 24-uurs bewaking als de hoogste vloer hoger dan 1,5 meter is gelegen.
  • Heeft een logiesfunctie in een logiesgebouw een vloeroppervlakte groter dan 250 m2, dan is – los van het al dan niet aanwezig zijn van 24-uurs bewaking – in alle gevallen een brandmeldinstallatie met volledige bewaking noodzakelijk, dus ook in het geval dat de gehele logiesfunctie op de begane grond is gelegen.
  • In artikel 6.23, lid 1, is de verplichting om een (door het bevoegd gezag) goedgekeurd programma van eisen te hebben geschrapt. Een dergelijk programma wordt ook niet bij de brandmeldinstallatie gevraagd. Het is niet nodig een separaat door het bevoegd gezag goedgekeurd programma van eisen te hebben nu het ontwerp van alle voorgeschreven brandveiligheidsinstallaties in het kader van de aanvraag om vergunning voor het bouwen wordt beoordeeld door het bevoegd gezag.
  • In artikel 9.2, lid 4, is 1 januari 2017 vervangen door 1 april 2022. Tot 1 april 2022 blijven de voorschriften van afdeling 4.11 van het Bouwbesluit 2003, zoals die voor inwerkingtreding van dit besluit luidden, van toepassing. Deze nieuwe datum sluit beter aan op het actualiseringsfrequentie voor bestemmingsplannen zoals vastgelegd in artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening en kunnen de regels omtrent stallingruimte van fietsen mee worden genomen in de reguliere actualisering van bestemmingsplannen.