Home > Tips & Tricks

TIPS & TRICKS

Op deze pagina delen we casestudy’s, handige tips en slimme trucs om fouten te vermijden in jouw bouwprojecten, en om ze efficienter, duurzamer en kosteneffectiever te maken. In de casestudy’s behandelen we specifieke onderwerpen om jou daar alles over te leren. Bekijk onze ontwerptips & -tricks om inzicht te krijgen in veelvoorkomende fouten en de juiste oplossingen daarvoor te vinden.

CASESTUDY’S

ENERGIEADVIES HISTORISCHE WONING

ALLES OVER BENG

PH Bouwadvies bereidt je voor op de BENG met blogposts, infographics en een webinar

 VERDUURZAMEN APPARTEMENTEN

BINNENKORT BESCHIKBAAR

VEELGESTELDE VRAGEN

Kijk eens bij onze veelgestelde vragen! Bij PH Bouwadvies hebben we antwoorden op al veel van je vragen over bouwadvies, energieadvies, en meer. Klik hier om snel en gemakkelijk de informatie te vinden die je zoekt.

ONTWERP TIPS & TRICKS

BENG & INSTALLATIES

HSB & oververhitting: is jouw ontwerp BENG-proof?

Interne warmtecapaciteit

Een van de nieuwe trends is het toepassen van een HSB casco. Het is een stuk duurzamer dan een traditioneel casco, sneller met bouwen, te prefabriceren en in veel gevallen goedkoper. Het heeft echter 1 groot nadeel t.o.v. een traditioneel casco: een slechtere interne warmtecapaciteit. Waarom is de interne warmtecapaciteit belangrijk? Het is een soort van batterij voor warmte. Het zorgt ervoor dat er minder schommelingen ontstaan bij verwarmen en koelen. De temperatuur wordt opgeslagen in de muren en vloeren en deze geeft de temperatuur gedurende de dag af aan de dalende of stijgende omringende lucht. Hierdoor kan de ruimtetemperatuur langer op niveau blijven zonder dat de verwarming of koeling wordt ingeschakeld.  

Als je dit in het extreme gaat vergelijken zou je kunnen zeggen dat een HSB casco een tentje is in zuid Frankrijk en het traditionele casco een chateau met dikke muren van 1 meter dik. In het tentje zal de temperatuur veel sneller reageren op de weersomstandigheden en het chateau zal veel stabieler zijn. 

HSB casco i.c.m. grote raampartijen. 

De uitdagingen die wij regelmatig zien is een woning met een HSB casco in combinatie met hele grote glaspartijen. Het probleem dat ontstaat is dat er een groot oververhittingsgetal ontstaat in de BENG. Dit heeft effect op indicator BENG 1 en TO jul. TO juli is te tackelen met koeling, maar de problemen blijven dan in BENG 1 welke niet met installaties kunnen worden getackeld. Per 1 juli 2024 wordt het compenseren met koeling ook lastiger door nieuwe aangescherpte regels in de BENG. De oververhitting moet worden gecompenseerd door BENG 1 te verbeteren. Dit kan resulteren in triple glas, verbeterde infiltratie, verhoogde Rc waardes of nog veel beter het toepassen van zonwering. Dit laatste is soms niet mogelijk of niet gewenst. Resultaat is een veel duurder gebouw door al deze maatregelen en in uitzonderlijke gevallen een gebouw wat niet kan voldoen aan de regelgeving.

Ontwerpers tip    

Bij het ontwerpen van een woning met een HSB casco is het van zeer groot belang dat je rekening houdt met oververhitting. Het casco heeft een slechtere batterijfunctie op het gebied van warmte en koude opslag. Vooral de hoge piek die ontstaat bij oververhitting kan een HSB casco slecht mee om gaan. Zorg ervoor dat je geen grote glaspartijen op zonbelaste gevels maakt. Dit zorgt geheid voor problemen. Is dit ontwerptechnisch toch noodzakelijk, zorg er dan voor dat er een voorziening is om de zon te weren. In het casco zelf zou je kunnen kiezen voor isolatiemateriaal wat een grotere interne warmtecapaciteit heeft. In een berekening kunnen wij de interne warmtecapaciteit bepalen, die over het algemeen hoger uitvalt dan de standaardwaarden in de BENG berekening.  

TO juli & oververhitting: hoe houd jij jouw ontwerp koel?

Onderschat onderwerp van de energieprestatie 

Oververhitting lijkt voor veel mensen met een bestaande woning uit de jaren 60 met niet al te veel isolatie niet zo’n groot probleem. Maar iedereen die een goed geïsoleerde woning heeft zal wel begrijpen wat wij bedoelen. De warmte komt er in maar kan er niet uit. En zo ontwerpen wij onze woningen: zoveel mogelijk warmte vasthouden zodat we minder hoeven te stoken in de winter en daarmee energie besparen. Oververhitting is voor ons Nederlanders een nieuw fenomeen, waar we vroeger nauwelijks mee te maken hadden. Oververhitting ontstaat door de zoninstraling die op een object schijnt en dit vervolgens opwarmt. Dit kan een vloer zijn, een kast of een tafel. Die warmte zit dan in onze thermische schil en die thermische schil is erop gemaakt om warmte vast te houden. Resultaat: een oncomfortabel gebouw met een te hoge interne temperatuur. Vergelijk jezelf in de situatie waar het op een mooie zomerse dag 29 graden is en jij zit op een bankje in de volle zon met je dikke winterjas aan. Dat is hetzelfde effect wat er in je woning gebeurt. Jij kan je jas uittrekken maar dat kan natuurlijk niet bij je woning.

Toetsingsindicator TO juli 

Om deze problematiek te beoordelen is er TO juli toegevoegd als toetsingsindicator bij de BENG. In de EPC was deze ook al meegenomen, maar zat deze wat verstopt in de berekeningen. Het TO juli getal geeft een indicatie van de mate van oververhitting en wordt bij woningen al snel overschreden als er veel glas aanwezig is in de woning en geen zonwering wordt toegepast. De meest eenvoudige oplossing is om actieve koeling als een airco toe te passen waarbij het toetsingsgetal direct op 0 komt te staan. Per 1 juli 2024 wordt deze eis strenger en zal het effect van koeling moeten worden onderzocht. Het kan dan zijn dat het effect van de koeling minder effect heeft op het TO juli getal en er dus andere maatregelen zoals zonwering toegepast moeten gaan worden om oververhitting tegen te gaan.  

Ontwerpers tip    

Houd rekening met oververhitting in je ontwerp. Denk na over de oriëntatie in relatie tot de indeling van je gebouw. Maak geen grote glaspartijen op zonbelaste gevels. Is dat ontwerptechnisch toch noodzakelijk, zorg dan voor een zonwering. Maak overstekken niet te klein en plaats ze niet te hoog boven je kozijnen. Maak zonwering een onderwerp in je eerste gesprekken met de klant. Denk na over alternatieven zoals bedienbare zonwering en integreer deze in de details als je ze niet wil laten zien. Hiervoor zijn tegenwoordig diverse oplossingen beschikbaar op de markt. Neem installatietechnisch een vorm van koeling mee in je programma van eisen en budget in je begroting.

Overstekken & zonwering: kent jouw ontwerp de 45-graden regel?

De 45 graden hoek

Veel ontwerpers denken dat een overstek de oplossing is om oververhitting tegen te gaan. Helaas is dit in de praktijk niet het geval. Belemmeringen moeten dusdanig groot zijn om effect te hebben op oververhitting. Vanaf het hart van het kozijn telt het overstek pas mee als deze een hoek vormt onder 45° graden of meer. Heb je een kozijn van 2,6 meter hoog dan moet de overstek dus minimaal 1,3 meter uitsteken wil dit effect hebben op de BENG. Bij puien die over de gehele hoogte zijn toegepast resulteert dit in een flinke uitstekende luifel. 

Een andere vorm van zonwering die veel wordt toegepast zijn vaste lamellen. Vaste lamellen zorgen inderdaad voor een verminderde zontoetreding en hiermee een verlaagde oververhitting. Helaas zorgt dit gedurende het gehele jaar voor minder zontoetreding, dus ook in de wintermaanden, waar de zon zorgt voor gratis verwarming. Deze vorm van zonwering zorgt voor een slechter BENG 1 getal, wat weer kan zorgen dat er triple glas, verbeterde infiltratie of een verbeterde schil toegepast moet worden. Hetzelfde geldt overigens ook voor zonwerende beglazing. 

Ontwerpers tip    

Heb je in je ontwerp hele grote glasoppervlakken ontworpen en wil je de oververhitting reduceren door middel van een luifel, zorg er dan voor dat je met je overstek vanaf het hart van het kozijn een minimale hoek van 45° graden vormt. Alleen dan telt het overstek mee in de berekening. Maak het overstek niet te hoog t.o.v. het kozijn waarbij je de zoninval wil beperken. Hoe lager het overstek getekend is, des te gunstiger is dit voor de belemmering. Is het overstek puur esthetisch, overweeg dan screens te integreren in de constructie zodat er toch zonwering aanwezig is om oververhitting te voorkomen.  

Ontwerpen in een bosrijke omgeving? Denk twee keer na over bomen & BENG

Een andere misvatting die wij regelmatig tegenkomen is dat men denkt dat bomen een rol kunnen spelen in de BENG. Dit komt vaak voor bij bijvoorbeeld vakantiewoningen die in een bosrijke omgeving worden geplaatst. De woningen hebben vaak een HSB casco en daarmee een flinke oververhitting. Resultaat van de berekening is dat er een koeling toegepast moet worden en dat de woning voorzien moet worden van triple glas en een zeer goede infiltratie. Om de grote koelcapaciteit te compenseren is BENG 2 vaak ook hoog. Dit wordt dan opgelost door veel zonnepanelen op het dak te plaatsen. In de berekening klopt de boel nu, maar in realiteit zullen deze panelen natuurlijk niet hetzelfde effect hebben doordat ze veel belemmering hebben van de bomen. Resultaat is dat er een ongebalanceerde woning wordt gebouwd. 

De reden dat deze bomen niet meegenomen worden is dat deze gedurende het jaar sterk kunnen veranderen door het vallen van het blad of doordat men sterk gaat snoeien of zelfs de gehele boom gaat verwijderen. Dit zorgt voor een te fluctuerende en onvoorspelbare manier van berekenen waardoor besloten is om deze niet mee te nemen. 

Ontwerpers tip    

Als je met deze gedachte naar je woning gaat kijken, is het verstandig om hierop je ontwerp aan te passen. Benader het gebouw alsof de bomen die eromheen staan er niet zijn. Houd rekening met je oriëntatie. Maak geen grote glaspartijen op zonbelaste gevels. Is dat ontwerptechnisch toch noodzakelijk, zorg dan voor een zonwering. 

Passieve koeling & BENG: is ventilatie genoeg om oververhitting te voorkomen?

Waar je voorheen in de EPC met passieve koeling een groot deel van je oververhitting kon tackelen gaat dit in de BENG niet meer op dezelfde manier. Passieve koeling met het ventilatiesysteem is het extra ventileren in de nacht om zo meer lucht van een lagere temperatuur in de woning te krijgen. Dit werkt natuurlijk alleen maar gedurende de nacht en kan beperkt ingezet worden overdag omdat de temperatuur over het algemeen veel hoger zal zijn dan de binnentemperatuur. Om deze reden wordt passieve koeling middels ventilatie in de BENG anders beoordeeld dan voorheen. Het effect op het TO juli getal is ook anders dan bij een actief koelsysteem zoals een airco. Waarbij bij het toepassen van actieve koeling het TO juli getal 0 wordt zal bij passieve koeling een vergelijkbaar effect ontstaan als bij zonwering. Het getal zal hierin dalen, maar nog steeds aanwezig zijn. Na 1 juli 2024 zal ook de actieve koeling anders worden beoordeeld en het TO juli getal in sommige situaties niet meer 0 zijn, maar sterk verminderen. De enige koeling die nu als passief gezien wordt is de koeling door middel van een bodemwarmtepomp. 

Ontwerpers tip    

Koelen via het ventilatiesysteem kan gebruikt worden als methode om de warmte die opgebouwd wordt gedurende de dag te verwijderen. Overdag doet het ventilatiesysteem niets om oververhitting tegen te gaan en ontstaat er een onbehaaglijk binnenklimaat. Hiervoor is een echt koelsysteem nodig, zoals een airco of koeling via een warmtepomp. De meeste woningen zijn tegenwoordig uitgerust met een warmtepomp. Bij de meeste systemen is het ook mogelijk om te koelen. Maak gebruik van deze functie, zodat de woning een manier heeft om oververhitting ook overdag tegen te gaan. Realiseer je dat de warmte opgeslagen wordt in de constructies waardoor het langer duurt voordat de woning afkoelt. Door de temperatuur laag te houden, wordt er ook minder warmte opgeslagen in het casco waardoor de temperatuur langer behaaglijk blijft. 

Thermische schil & gebruiksoppervlak: weet jij hoe kelders jouw BENG-score beïnvloeden?

Verhouding tussen thermische schil en het gebruiksoppervlakte. 

Een ander lastig te toetsen gebouw is een grote woning met een flinke kelder eronder. Het probleem ontstaat in de toetsingseis die zeer streng is. De toetsingseis voor BENG 1 wordt bepaald door de verhouding uit te rekenen tussen thermische schil en gebruiksoppervlakte (GO). Hiervoor zijn verschillende categorieën die een toetsingsgetal bepalen. Een woning met een kelder over het gehele grondvlak van de woning heeft naar verhouding weinig thermische schil t.o.v. het gebruiksoppervlakte. Hierdoor krijgt het een strenge eis. Het resultaat is dat de woning vaak voorzien moet worden van triple glas, scherpe infiltratie en sterk verbeterde Rc waarden. 

Ontwerpers tip

Een oplossing hiervoor is over het algemeen lastig. Wat wij vaak als oplossing aandragen is dat de kelder gedeeltelijk of geheel als overige gebruiksfunctie gezien wordt en daarmee buiten de thermische schil komt te liggen. Gekozen kan worden om deze wel of niet als verwarmd te zien. Dit heeft weer een effect op de thermische schil. Vaak wordt er bedacht om in de kelder verblijfsruimtes te maken. Niet alleen BENG technisch is dit lastig, maar ook BBL regeltechnisch zorgt dit voor problemen. Er kan lastig worden voldaan aan daglicht, spuicapaciteit  en ventilatie als dat natuurlijk is geregeld. Meer hierover in de andere delen over deze onderwerpen. Een verblijfsruimte is altijd onderdeel van het energiegebouw, dus daarmee onderdeel van de BENG. Probeer dus geen verblijfsruimten in de kelder te ontwerpen om deze reden, zodat dit als overige gebruiksfunctie gezien kan worden. 

Garages & BENG: is jouw garage ontwerp een energielek?

Sterk geventileerde ruimte

Dit is de meest gemaakte opmerking die wij maken bij een vrijstaande woning of hoekwoning. Rondom de woning en de garage wordt een thermische schil getekend. Daarmee wordt verondersteld dat de garage in de thermische schil valt. Maar dit is een misvatting, want de garage is namelijk een sterk geventileerde ruimte waardoor deze gezien wordt als een buitenruimte. De reden dat de garage zo sterk geventileerd moet worden, is vanwege de uitlaatgassen die er in de ruimte worden uitgestoten wanneer de auto gestart wordt in de garage en wegrijdt. Om deze uitlaatgassen te verwijderen uit de ruimte dient er minimaal 3 l/s/m² te worden geventileerd. Dit is ruim 3x zoveel als een verblijfsruimte. Bij toepassing van een garage moet de scheidingswand tussen de woning en de garage dus geïsoleerd worden met een minimale Rc waarde van 4,7 m²K/W. Ook hierover is vaak een misvatting dat dit lager mag zijn dan in het bouwbesluit staat voorgeschreven en dat hier een versoepelend artikel voor is. Dit is niet correct. Voor deze wandconstructie geldt een Rc eis zoals die geldt voor een buitenruimte.

Inpandige garages

Bij inpandige garages of garages in de kelder is er nog een tweede aandachtspunt. Niet alleen de wanden moeten worden geïsoleerd, ook het plafond van de garage moet worden geïsoleerd. Net zoals bij de wanden wordt dit gezien als een buitenruimte omringd door buitenlucht. Dit betekent dat de Rc waarde van deze constructie minimaal 6,3 m²K/W moet zijn. Vaak zien wij hier de Rc waarde van de begane grondvloer (3,7) of de Rc waarde van de gevel (4,7), maar dit is beide incorrect. Rc 3,7 mag alleen toegepast worden als de vloer grenst aan grond of lucht van een kruipruimte. Een vloer grenzend aan buitenlucht, zoals een overkraging van een vloer, moet voldoen aan een Rc waarde van 6,3. Een vloer boven een garage kan je dus zien als een overkraging.
Een ander detail wat aandacht behoeft bij een inpandige garage is het vloer detail. Hier kan een koudebrug ontstaan. Let hierop bij de detaillering

Ontwerpers tip    

Tegenwoordig zetten maar weinig mensen hun auto nog echt in de garage en wordt de garage gebruikt als opslagplek voor van alle soorten troep en worden er fietsen gestald. In zo’n situatie is het geen garage en dus geen stallingsplaats voor een motorvoertuig. Het is dan raadzaam om de garage te hernoemen tot berging. Een berging hoeft niet sterk te worden geïsoleerd en valt daarmee binnen de thermische schil. Bedenk dus goed welke functie je de ruimte geeft. Wordt er wel een auto gestald dan is het wel raadzaam om deze ruimte sterk te ventileren. 

Technische ruimtes: past alles er wel in?

Steeds meer installaties

Waar we jarenlang niet na hoefde te denken over welke installatie in de woning of appartement geplaatst zou worden, is dit tegenwoordig wel anders. De installaties worden steeds ingewikkelder en groter. Woningen moeten steeds energiezuiniger worden en dit wordt naast isolatie, geregeld door de installaties. Helaas gaan de ontwerpen op dit vlak niet mee met hun tijd en zien wij regelmatig een technische ruimte die niet eens 1 m² bedraagt. Hier moet dan een WTW en warmtepomp in worden geplaatst en vaak is deze ruimte ook al gereserveerd voor de wasmachine en droger. Ook worden de technische ruimtes verstopt op een zolder waar het hoogste punt net de 2 meter haalt. Wij snappen dat de technische ruimte niet de meest sexy ruimte is om rekening mee te houden en dat een grote woonkamer natuurlijk veel belangrijker is, maar dit is helaas wel noodzakelijk om het gebouw energiezuinig te laten functioneren.

Wat staat er tegenwoordig allemaal in een technische ruimte   

Waar je bij het ontwerpen van een technische ruimte rekening mee moet houden is dat er minimaal 2 lomp grote installaties in komen te staan. De binnenunit van een warmtepomp is te vergelijken met een vrijstaande koelkast. De meeste modellen zijn 60x60cm in grondvlak en ongeveer 1,4 à 1,6 meter hoog. Vaak wordt er ook een buffervat naast geplaatst indien de gebruiker meer warmtapwater voorraad wil hebben. Ook deze vaten hebben een vergelijkbare afmeting als de binnenunit van de warmtepomp. Rondom de binnenunit en boilervat moet nog ruimte aanwezig zijn om leidingen aan te sluiten en onderhoud te kunnen plegen. Je kan je dus voorstellen dat deze niet op een lage zolder past of onder een trap. Hiervoor moet voldoende vrije hoogte aanwezig zijn om de installatie te plaatsen en deze aan te sluiten.
Naast de warmtepomp wordt steeds vaker een WTW geplaatst. Een WTW unit is een behoorlijke slag groter dan een mechanische afzuiging. Dit heeft onder andere te maken met de warmtewisselaar die erin zit en een aantal filters. De afmeting van een WTW is vaak 60x60cm in grondvlak en 80 cm hoog. Rondom de installatie worden meerdere slangen van ø125 of ø160 aangesloten op de installatie. Deze slangen komen uit de vloer of via het plafond naar beneden. Er is dus vaak geen ruimte om eronder of erboven iets te plaatsen zoals een wasmachine of droger. Deze installaties zouden op een lage zolder geplaatst kunnen worden, maar ook dat wordt krap. Houd er rekening mee dat de kap open moet kunnen om de filters te kunnen vervangen. Afhankelijk van het model gaan deze naar boven of naar links en rechts open. Hier moet ook ruimte voor zijn.  
In de technische ruimte wordt vaak ook de verdeler van de vloerverwarming geplaatst. Deze wordt ook wel eens onder de trap geplaatst in de woonkamer. Hiervoor is gelukkig niet zo heel veel ruimte nodig, maar je moet hem niet vergeten. Ruimtereservering is 60x30cm als grondvlak en 60 à 80 cm hoog en deze staat altijd op de grond. Vaak wordt hier een box omheen getimmerd.    

Ontwerpers tip

Voor een technische ruimte voor een vrijstaande woning moet je toch echt rekening houden met 4 à 6 m² voor een technische ruimte. Het gaat er niet alleen om dat de installaties erin passen, maar er moet ook rekening gehouden worden dat een installateur hier nog onderhoud aan kan plegen. Om ruimte te besparen zou je een stuk verkeersruimte kunnen gebruiken als technische ruimte tijdens onderhoud door 2 openslaande deuren toe te passen bij de technische ruimte. Door de 2 deuren open te zetten ontstaat er werkruimte, waardoor de installateur goed bij de installaties kan en er geen onnodige ruimte verloren gaat. Voor appartementen zou de technische ruimte iets kleiner kunnen omdat hier ook vaak een lichtere installatie benodigd is. 4 m² heb je toch al snel nodig voor een technische ruimte van een appartement.
Wees bewust van de afmeting van de machines en maak er geen ondergeschoven kindje van in je ontwerp. Ga je een technische ruimte ontwerpen, zoek dan op wat de minimale afmeting is van een installatie en teken ook de werkruimte in die nodig is. Werkruimte voor de WTW en de warmtepomp kan je natuurlijk combineren, zodat er een compacte technische ruimte ontstaat die niet te veel ruimte kost. 

Hoofdverwarming: weet jij welke installaties niet (meer) zijn toegestaan?

Een veel gekozen oplossing die niet is toegestaan 

Bij kleine woningen en vakantiewoningen wordt vaak gekozen voor een goedkope installatie, omdat er onvoldoende budget is voor een volwaardige warmtepomp of dat het gebruik maar tijdelijk is waardoor men het budget niet overheeft voor een dure warmtepomp. Op aanraden van een installateur wordt er dan gekozen voor elektrische vloerverwarming, al dan niet met infraroodpanelen. Niet alleen is dit installatietype niet toegestaan als hoofdverwarming volgens de EPBD III (Energy Performance of Buildings Directive), maar ook verbruikt deze installatie veel energie door zijn slechte rendement. Vaak wordt als tegenprestatie het verbruik gecompenseerd met een hele hoop zonnepanelen. Nu anno 2024 is het misschien nog wel te compenseren met zonnepanelen, maar dit kan in de toekomst gaan veranderen. De salderingsregeling staat al ter discussie en zal komende jaren toch echt gaan verdwijnen of veranderen. Dit betekent dat in de winterperiode waarin er de minste zonuren zijn en de meeste warmtevraag van de woning, er alsnog een flinke energierekening zal ontstaan. Het terugleveren aan het net zal dan niet meer mogelijk zijn of niet meer wordt gecompenseerd. 

De installaties moeten niet ingezet worden als hoofdverwarming, maar alleen worden gebruikt als bijverwarming, als ondersteuning van de hoofdverwarming. Denk bijvoorbeeld aan een elektrische radiator in de badkamer die de handdoeken op gezette tijden verwarmt. Of infraroodverwarming bij een bureau waar iemand een paar uurtjes zit te werken. Het is dan onnodig om het gehele gebouw op te warmen. Heel plaatselijk kan dan voor een korte periode een behaaglijke werkplek worden gecreëerd.   

Ontwerpers tip

Elektrische vloerverwarming, elektrische CV ketels en infraroodverwarming zijn als hoofdverwarming verboden. Je zal dus op zoek moeten naar een alternatief. In de markt zijn de afgelopen jaren meerdere oplossingen gekomen die een goed alternatief kunnen bieden. Een ventilatieretourwarmtepomp is daar bijvoorbeeld een voorbeeld van. Deze haalt zijn warmte uit de af te voeren lucht van het gebouw en hergebruikt deze om weer nieuwe warmte te maken.
Er zijn tegenwoordig meerdere soorten kleine luchtwarmtepompen, van bijvoorbeeld 4kW, te verkrijgen. De prijs van deze installaties is misschien wel hoger dan een CV ketel, maar in het verbruik is het ook vele malen gunstiger, waardoor je deze dus terugverdiend over tijd.
Als deze nog te duur zijn is er een All-electric systeem wat een soort van hybride oplossing is tussen een elektrische cv en een warmtepomp. Het rendement is hiervan een stuk lager dan van een normale warmtepomp, maar wel toegestaan volgens de EPBD III, omdat het rendement beter is dan een elektrische CV ketel en daarmee wel binnen de norm valt. Het systeem werkt vergelijkbaar als een hybride warmtepomp i.c.m. een gasketel, maar dan is alles elektrisch.
Pelletkachels zijn nu nog toegestaan, maar de vraag is hoe lang dat nog wel wordt toegestaan. Ook hier zijn de eerste geluiden al dat dit een negatief effect heeft op het milieu, denk aan fijnstof, stikstofuitstoot en geuroverlast. Voor the time being zou dit ook nog een alternatief kunnen zijn voor de verwarmingsinstallatie.

VENTILATIE EN SPUIVENTILATIE

Verblijfsruimtes zonder ramen: voldoet jouw ontwerp wel aan de gestelde voorwaarden?

Stiekem komt dit probleem toch regelmatig voor: een verblijfsruimte maken waar geen te openen deel aanwezig is. Vaak zijn dit kleine kamertjes die als 2e of 3e slaapkamer dienen, of een speelkamer waar een gedeelte van de woonkamer afgesloten kan worden door middel van een deur. Een andere veelvoorkomende situatie is een ruimte die geen ramen heeft in de gevel, maar voorzien is van dakkoepels voor daglichttoetreding. Vaak wordt hier het spuien vergeten. Soms is het helemaal niet wenselijk om een te openen deel in de gevel te hebben. Denk bijvoorbeeld aan een zwaarder belaste gevel door geluid en als doof gezien moet worden. 

Verblijfsruimte

Maar om deze ruimte als verblijfsruimte te zien moet deze voldoen aan een aantal voorwaarden. De ruimte moet bijvoorbeeld hoog genoeg zijn en er zijn in veel gevallen eisen aan de breedte van de ruimten. Bij een aantal gebruiksfuncties zoals woonfunctie moet de ruimte ook beschikken over een bepaalde hoeveelheid daglicht. Er moet worden geventileerd. Deze laatste categorie is opgedeeld in 2 soorten ventilatie: ventileren door middel van een ventilatiesysteem en het spuien van de ruimte.    

Wat is het verschil tussen spuien en ventileren? 

Spuien en ventileren lijken heel erg op elkaar en worden ook vaak verward met elkaar. Het heeft allebei met het verversen van lucht in de ruimte te maken, maar het heeft een ander doel. Ventileren is bedoeld om Co2, vieze geuren en woonvocht, dat ontstaat bij het koken, douchen en ademen, te verwijderen uit het gebouw. Het is bedoeld om een gezond leefklimaat te creëren en ervoor te zorgen dat vochtproblemen worden voorkomen zoals schimmelvorming. Spuien heeft een heel ander doel. Dit is bedoeld om in geval van calamiteiten in 1 keer een grote hoeveelheid lucht te verversen in de ruimte. Natuurlijk wordt dit van oudsher gebruikt om ook te ventileren, maar met de komst van de ventilatiesystemen is dit een ondergeschikte en minder efficiënte manier van ventileren. Een calamiteit kan bijvoorbeeld zijn dat je een ei laat aanbranden tijdens het koken. De ruimte vult zich met rook die je zo snel mogelijk uit het gebouw wilt hebben. Een ander voorbeeld is dat je spuien gebruikt om de ruimte te koelen. Door in de nacht of vroeg in de ochtend alle ramen en deuren open te zetten, kan je de temperatuur in de ruimte snel verlagen.   

Ontwerpers tip

De tip is heel simpel en voor de handliggend: zorg dat iedere verblijfsruimte een te openen deel heeft. Dit te openen deel hoeft helemaal niet zo groot te zijn. Houd er wel rekening mee dat klepramen veel minder scoren dan normale, volledig te openen ramen. Te kleine klepramen zorgen voor te weinig capaciteit waardoor de toets niet voldoet. Kom je in een situatie waarin het echt niet mogelijk is om een raam te openen, dan is er een alternatieve oplossing. Vaak komt zoiets voor bij een transformatie of een bestaand bouwwerk. Je kan ook spuien via het ventilatiesysteem. Er moet dan wel voldoende aanvoer en afvoer geregeld kunnen worden. Met een mechanisch ventilatiesysteem kan op de maximale stand  net zoveel lucht uit de ruimte ververst worden wanneer dat vergelijkbaar is met een te openen raam. Bij natuurlijke ventilatie gebeurt dit vaak door middel van een afsluitbaar dak- of geveldoorvoer die in geval van calamiteiten opengezet kan worden. Belangrijk aandachtspunt is dat de lucht ook uit de ruimte afgevoerd moet kunnen worden. In de ruimte is natuurlijk altijd een deur aanwezig die opengezet kan worden, maar houd er rekening mee dat het afzuigpunt niet helemaal aan de andere kant van het gebouw zit. Deze moet in de buurt zijn van de te spuien verblijfsruimte. Let er bij slaapkamers op dat er geen afzuigpunt in de slaapkamer aanwezig is in verband met geluid.
In situaties waarbij er een geluidsbelasting is op de gevel, zou je kunnen kiezen voor een voorzetscherm zoals bijvoorbeeld de Metaglas Silent air. Dit is een glazen plaat die, op enkele afstand, voor het te openen raam wordt geplaatst. Rondom de rand van de glazen plaat is een suskast geplaatst die het geluid smoort. Op deze manier kan er wel worden geventileerd, maar vindt er geen geluidsoverlast plaats.   

Ventilatie & NEN 1087: is jouw ontwerp wel conform de nieuwste normen?

Dit is een beetje een technisch verhaal, waarbij je met het ontwerpen niet bewust van bent. Het staat ook niet omschreven in de BBL, maar verscholen in de NEN beschreven. Gelukkig is de impact vaak klein op het ontwerp, maar als je het van te voren weet had je misschien in eerste instantie een andere ontwerpbeslissing gemaakt. Deze situatie komt hoofdzakelijk bij toiletten voor. Vaak wordt er een extra voorportaaltje bij het toilet gemaakt die uitkomt op een gang. Vanuit de verblijfsruimte wordt er lucht afgevoerd onder een deur door naar de gang (1e opening). Van de gang wordt de lucht naar het portaal  getransporteerd (2e opening) om vervolgens in het toilet (3e opening) afgevoerd te worden naar buiten. Dit is niet toegestaan. Deze voorwaarde staat omschreven in de NEN 1087 hoofdstuk 5.1.3.2.2. lid c2. Er mogen maar maximaal twee overstroomcomponenten deel uitmaken van het luchtstromingtraject. De reden hierachter is dat de lucht een te lang traject moet afleggen en beïnvloed kan worden door andere luchtstromen waardoor de onderdruk die gecreëerd wordt door de afzuiging in het toilet zijn kracht verliest en onvoldoende werkt. 

Ontwerpers tip

De oplossing voor bovenstaand probleem is het verwijderen van een deur. Of de deur tussen de gang en het portaal of de deur tussen het toilet en het portaal moeten worden verwijderd. Een ander alternatief kan zijn om een toevoer te maken in de gang die vervolgens in het toilet wordt afgezogen. Dit is echter zonde omdat het op deze manier niet bijdraagt aan het afvoeren van Co2 en woonvocht in het gebouw en ook wel een kostbare oplossing is. Beter is om de toilet binnen 2 deuren van een verblijfsruimte te situeren.   

Ventilatie & binnenruimtes: haalt jouw ontwerp wel genoeg frisse lucht direct van buiten?

Net zoals daglicht moet in een verblijfsruimte de ventilatielucht direct van buiten worden aangevoerd en niet via een andere ruimte worden toegevoerd. Dit probleem zien wij nog weleens bij inpandige ruimtes die niet direct grenzen aan de buitengevel. Vaak zijn dit ook entresols op een verdieping boven een verblijfsruimte die niet grenzen aan een gevel. Er is 1 uitzondering waarbij dit wel voor een deel mag. 50% van de totaal te verversen lucht in een verblijfsruimte mag van een andere ruimte komen. Deze lucht wordt dan in dezelfde ruimte afgezogen of naar een andere ruimte getransporteerd om daar vervolgens afgezogen te worden. Let op het maximaal aantal overstroomcomponenten! Zie ook: ‘Ventileren door meer dan 3 deuropeningen is niet toegestaan’. Dit passen wij nog wel eens toe bij natuurlijke ventilatie waarbij het niet wenselijk is of niet mogelijk is om voldoende verse lucht via de ventilatieroosters binnen te halen. In dat soort situaties kan deze regel een oplossing zijn.   

Ontwerpers tip   

In de situatie dat een verblijfsruimte niet direct grenst aan een gevel is het te overwegen om de ruimte samen te voegen bij de omringende verblijfsruimte. De ruimte wordt dan niet volledig gescheiden door muren en deuren van de omringende verblijfsruimte. Denk bijvoorbeeld aan een roomdivider, een halfhoog muurtje of laat de deur weg. Let wel op de minimale eisen van een verblijfsruimte. Indien dit niet wenselijk is kan er worden overwogen of het ventilatiesysteem niet gewijzigd moet worden van een C-systeem naar een D-systeem. Op deze manier kan je de lucht van buiten via het ventilatiesysteem in de verblijfsruimte brengen zonder dat dit wordt bevuild door lucht uit een andere ruimte. Dit is naast meer vrijheid ook een stuk energiezuiniger.

DAGLICHTTOETREDING

Daglichtopeningen dicht bij de erfgrens: beperkt dit onbewust jouw ontwerpmogelijkheden?

Sommige ontwerpers laten zich nog wel eens verrassen in negatieve zin, door een kozijn dicht op de erfgrens te plaatsen. Niet alleen moet dit kozijn vaak brandwerend uitgevoerd worden, ook zijn er beperkingen met betrekking tot de daglichttoetreding. In artikel 4.147 lid 3b (nieuwbouw) of artikel 3.82 lid 2b (bestaande bouw) van het bouwbesluit staat namelijk dat kozijnen die binnen een afstand van 2 meter t.o.v. de erfgrens geplaatst worden niet meegenomen mogen worden in het bepalen van de hoeveelheid daglichttoetreding van de woning. In de toelichting van de BBL staat nader uitgelegd tot waar die 2 meter gemeten moet worden. Haaks op het projectievlak moet de afstand groter zijn dan 2 meter. Het projectievlak staat gedefinieerd in de NEN 2057 als: “vlak dat zich bevindt aan de binnenkant van het gevelvlak en dat wordt gehanteerd als referentievlak bij diverse stappen van deze bepalingsmethode”. Met andere woorden de binnenzijde van bijvoorbeeld de kalkzandsteen of HSB wand. Deze regel geldt niet alleen voor de begane grond maar ook voor de verdiepingen. Belangrijk detail voor de bepaling of dit wel of niet aan de orde is, is het haaks meten op het projectievlak. Bij rijwoningen die allemaal naast elkaar zijn gebouwd, is de inkijk in de tuin bij de buren dus geen probleem. Zouden we een lijn trekken vanuit het hart van het kozijn, dan loopt de lijn parallel met de erfgrens van de buren. De erfgrens met de achterburen kruist daarentegen wel deze dergelijke lijn, maar hierbij is de maat over het algemeen groter dan 2 meter.  

Burenrecht  

Naast het BBL is er nog een tweede regelgeving die iets over deze situatie vindt. In het burenrecht staat namelijk dat, wanneer een kozijn binnen 2 meter van de erfgrens gesitueerd is, deze geblindeerd moet worden, tenzij de buren toestemming hebben gegeven dat dit niet hoeft (BW artikel 5:50). Dit betekent dat het kozijn beplakt moet worden met een zicht werende folie of moet worden voorzien van melkglas.  

Ontwerpers tip

Probeer zoveel mogelijk weg te blijven van de erfgrens met kozijnen. Dit zorgt in de meeste gevallen voor hoge kosten en niet echt een toevoeging aan het woongenot, omdat de kozijnen maar voor weinig daglicht zorgen in de woningen. Let met het indelen van de woningen of appartementen op de posities van verblijfsruimten. Plaats deze altijd aan de zijde van het gebouw waar de minste belemmeringen aanwezig zijn. Plaats in ruimten waar geen daglicht voor vereist is in het midden of aan de zijde waar de erfgrens zit. Kan het echt niet anders met de indeling van de appartementen, probeer dan indien mogelijk met het gebouw op het kavel te schuiven, zodat het kozijn net buiten de 2 meter grens valt. Een ander alternatief is om de kamer samen te voegen met een andere ruimte zodat het appartement als studio gezien wordt. Het overschot aan licht in de woonkamer kan dat gebruikt worden voor het oppervlakte wat eraan is toegevoegd.

Daglichttoetreding: is jouw ruimte-in-ruimte concept wel kansrijk?

Een creatieve oplossing die wij nog wel eens voorbij zien komen is het ruimte in ruimte principe. Over het algemeen zijn het slaapkamers die in de woonkamer geplaatst zijn en niet aansluiten bij een gevel. Verwacht wordt dat het daglicht via een andere ruimte in de slaapkamers gehaald kan worden. Dit is helaas niet toegestaan volgens de bouwregelgeving. Daglicht moet direct van buiten in een verblijfsruimte treden. De gedachte erachter is dat objecten die in de ruimte worden geplaatst voor de nodige belemmeringen zorgen waardoor er onvoldoende daglicht in de verblijfsruimte terechtkomt. Zonder deze objecten is het overigens ook maar de vraag of er voldoende daglicht in de ruimte komt. Als je de situatie zou beschouwen als of het een buitenruimte was geweest en de verdiepingsvloer wordt gezien als een overkragend balkon, dan zou er in deze situatie ook onvoldoende daglicht toetreden in de verblijfsruimte. Met andere woorden: een kansloze missie.       

Gelijkwaardigheidsoplossing  

Toch zijn er situaties waarbij er mogelijk wel een gelijkwaardigheidsoplossing geboden kan worden. Door een daglichtsimulatieberekening te laten maken, is het in sommige gevallen mogelijk om daglicht in een inpandige ruimte te krijgen. Situaties die hiervoor geschikt zijn, zijn situaties waarbij een rondgang in een gebouw aanwezig is. De verblijfsruimten grenzen aan een gang die tussen de gevel van het gebouw en het raam van de verblijfsruimte in zitten. De afstand tot de gevel is beperkt en er kunnen geen grote objecten in de gang worden geplaatst die het inkomende daglicht belemmeren.     

Ontwerpers tip  

Een ruimte in ruimte situatie waarbij er geen directe aansluiting is met de gevel is in 99% van de situaties kansloos. Vermijd ten alle tijden dit soort situaties in je ontwerp. Naast daglicht moet een verblijfsruimte ook voldoen aan ventilatie en spuicapaciteit. Met een hoop trucjes zouden we het wellicht voor elkaar kunnen krijgen om het zo te laten voldoen aan de wet- en regelgeving, maar van een prettige en functionele ruimte kunnen we niet spreken. Hiervoor zal je toch echt terug moeten naar de tekentafel en een beter plan bedenken. In uitzonderlijke gevallen is het mogelijk met een daglichtsimulatieberekening dit te laten voldoen, maar in de meeste gevallen zal dit leiden tot een te donkere muffe ruimte. Een oplossing die vaak als alternatief gekozen wordt, is het laten vervallen van de wanden en de ruimte samenvoegen bij de (in veel gevallen) woonkamer. Daarnaast wordt de indeelbaarheid van de ruimte hierdoor ook nog eens beter. De gebruiker kan dan met een roomdivider zelf de indeling bepalen. Een tussenvariant die ook geaccepteerd wordt is een halfhoge muur die niet aansluit bij het plafond. De wanden vormen fysiek een scheiding tussen de twee gebieden, maar het vormt nog wel 1 ruimte. Let wel op de regelgeving m.b.t. eisen van een verblijfsruimten. Houd bijvoorbeeld een doorgang van 1,8 meter vrij tussen de twee ruimten in. Hierdoor kan het gezien worden als 1 verblijfsruimte.     

 

Dakkapellen: Hoe smal of laag kan je dakkapel zijn in relatie tot daglichttoetreding?

Vooral in gebieden waar oudere gebouwen staan worden vanwege esthetische overwegingen kleine, smalle dakkapellen toegepast. Deze dakkapellen hebben een breedte die kleiner is dan 1,8 meter. Helaas voldoen deze dakkapellen niet aan de regelgeving en kunnen we deze dakkapellen vaak niet meenemen in de daglichttoetreding waardoor er geen verblijfsruimte gemaakt kan worden op die plek.
De 1,8 m is de minimale breedte van een verblijfsgebied. Een daglichtopening moet in een verblijfsgebied liggen om meegeteld te worden met de daglichttoetreding. In de situatie dat de breedte kleiner is dan 1,8 meter voldoet de situatie dus niet aan de wet- en regelgeving.
Hetzelfde gebeurt bij situaties waarbij de dakkapel lager is dan 2,6 meter, wat de minimale hoogte is voor een verblijfsruimte. Er ontstaat zo een afstand tussen het raam en de verblijfsruimte wat niet voldoet aan de wet- en regelgeving. 

Bepalingsmethode NEN 2057

Er is echter een bepalingsmethode waarbij kan worden afgeweken van bovenstaand. In de NEN 2057 (daglichtnorm) is een bepalingsmethode bepaald, waarbij de verhouding tussen de breedte en diepte van de dakkapel het toch mogelijk maakt om te voldoen aan de daglichteis. Als een dakkapel relatief ondiep is, is het toch mogelijk om te voldoen. De breedte van de dakkapel moet gedeeld worden door de diepte van de dakkapel tot de 2,6 meter lijn waar het verblijfsgebied begint. Als dit getal groter is dan 1,5 dan mag het daglichtoppervlakte meegeteld worden in de toets. Is het kleiner dan 1,5 meter, dan voldoet de situatie niet en is er in theorie geen daglicht aanwezig.
Hetzelfde geldt voor te lage dakkapellen: De breedte van de dakkapel wordt gedeeld door de diepte tot de 2,6 meterlijn van het verblijfsgebied en moet groter zijn dan 1,5.  

Ontwerpers tip  

Is het esthetisch vereist dat er met smalle dakkapellen wordt gewerkt, zorg dan dat er een andere mogelijkheid is voor de daglichttoetreding. Dit kan een raam in de zijgevel zijn of een dakraam in de achtergevel. Is dit niet mogelijk, probeer dan de afstand tot het verblijfsgebied zo klein mogelijk te houden waardoor de verhouding het meest gunstig is. Om dit te bepalen kan je de breedte van de dakkapel delen door 1,5 om de maximale afstand tot het verblijfsgebied te bepalen. Dus een dakkapel van 1,2 meter breed mag maximaal 0,8 meter van de verblijfsruimte af zitten. Als dit niet mogelijk is zou overwogen kunnen worden om een daglichtsimulatie  uit te voeren waarbij we op basis van gelijkwaardigheid uitrekenen hoeveel daglicht er toetreedt in de ruimte. 

 

Kozijnen: Kun je wel smalle en lage kozijnen toepassen in jouw ontwerp?

In de verschillende ontwerpen die wij zien bij onze projecten, komen wij alle soorten kozijnen tegen: lang, smal, breed, hoog, ga zo maar door. Er zijn een aantal type kozijnen, waarbij wij een lager resultaat zien in de daglichttoetreding dan verwacht. Bij deze kozijnen is er wel een groot oppervlakte aanwezig, maar door de grote belemmeringen blijft er relatief weinig equivalent daglichtoppervlakte over. Resultaat is dan vaak dat een ruimte niet voldoet aan daglichttoetreding volgens de wet en regelgeving. De 2 type kozijnen zijn smalle kozijnen en lage kozijnen. Allebei de types hebben een relatie met de wanddikte. Hoe dikker de wand, des te eerder treedt het probleem op. Vooral bij appartementengebouwen is dit een probleem omdat de totale wanddikte daar vaak dikker is, doordat het casco zwaarder uitgevoerd moet worden in verband met geluid. Maar belemmeringen voor de daglichttoetreding zijn toch overstekken en aanbouwen? Klopt, maar ze kunnen ook veroorzaakt worden door de eigen constructie waar ze in zitten.    

Smalle kozijnen  

Hoe dikker de wand is, des te breder moet het kozijn zijn om niet belemmerd te worden door de eigen constructie. Daglicht wordt berekend vanaf het projectievlak. Het projectievlak ligt in de meeste situaties op de binnenzijde van de binnenwand. De alpha belemmeringshoek van de daglichttoetreding wordt onder een hoek van 45 graden gemeten t.o.v. het hart van het kozijn. Is de helft van het kozijn smaller dan de dikte van de wand, dan geeft de constructie een belemmering voor de daglichttoetreding. De belemmering van de constructie vormt dan 2x een zijwaartse belemmering.

Lage kozijnen  

Bij lage kozijnen, dus kozijnen met een beperkte hoogte, zie je een vergelijkbaar effect, maar dan niet op de horizontale belemmering alpha, maar op de verticale belemmering beta. Hoe lager een kozijn is, des te groter wordt de verticale belemmering. De verticale belemmering wordt gemeten vanuit het hart van het kozijn op het projectievlak aan de binnenzijde van de constructie. De beta hoek bepaalt overstekken die over het algemeen het zwaarste meetellen in de daglichtberekening.

Ontwerpers tip  

Kies je voor smalle of lage ramen, zorg er dan voor dat er voldoende aanwezig zijn in een ruimte om te voldoen aan daglicht en spuicapaciteit. Wees je bewust van de belemmeringen die veroorzaakt worden door de dagkanten van de constructie. Is het niet mogelijk om meerdere kozijnen toe te passen in de gevel, maak de kozijnen dan iets breder, zodanig dat je 2x de wanddikte aanhoudt als breedtemaat voor je kozijn. Zo heb je nooit last van belemmeringen van de constructie. Voor lage kozijnen is er helaas geen stelregel te noemen, anders dan het zo hoog mogelijk maken van het kozijn. Elke graad die je kan winnen zorgt voor een kleinere belemmering en dus meer daglicht. Twijfel je over de hoeveelheid daglicht in je verblijfsruimte, vraag dan naar een pre-scan bij de adviseurs van PH Bouwadvies.

 

PH Bouwadvies